Een beeld van een kerk
Een schets van de Hersteld Apostolische Zendingkerk
Download deze tekst als brochure (pdf)
Apostolische Zending
Toen de Heere Jezus op aarde was, koos Hij twaalf mannen (discipelen) met wie Hij dagelijks omging en die Hij later de naam van apostel gaf (Luk. 6: 13-16).
Meer dan met Zijn andere volgelingen besprak Hij met Zijn apostelen, vóór en na Zijn opstanding uit de doden, de dingen van het Koninkrijk Gods. Geleidelijk aan openbaarde Jezus Christus, als de Zoon van God, aan hen vele geheimen van Zijn Koninkrijk.
Volgens Lukas 22: 29 heeft Hij tot de twaalf gezegd, dat aan hen het Koninkrijk is verordineerd: ‘Gelijk Mijn Vader Mij dat verordineerd heeft’. Dit zei Hij vóór Zijn opstanding.
Na Zijn opstanding zei Hij tot Zijn tien bijeengekomen apostelen: ‘Vrede zij u!’ en even later nogmaals: ‘Vrede zij u. Gelijk Mij de Vader gezonden heeft, zend Ik ook u’ (Joh. 20: 19, 21).
Genoemde mannen zijn dus rechtstreeks door Christus, het Hoofd van de Kerk, aangesteld. Op grond van het feit, dat zij van Christus een opdracht hadden ontvangen, moesten zij prediken, dopen, het Heilig Avondmaal bedienen, in Gods Naam vergeving van beleden zonden schenken, verzegelen met de Heilige Geest en kerkelijke tucht uitoefenen (Mat. 28: 16-20).
God zond Zijn Zoon en Deze zond twaalf apostelen. Deze apostelen ontvingen van hun Zender allen dezelfde opdracht. De ene werd door Christus niet hoger dan de andere geplaatst. Toch is het gedurende het verblijf van de Heer op aarde voorgekomen, dat er onder hen getwist werd over de vraag wie van hen de meeste zou zijn (Mar. 9: 34, 35; Luk. 22: 24).
Dat Petrus bijvoorbeeld de meeste zou zijn is niet waar, want uit het antwoord van de Heere Jezus blijkt duidelijk dat Hij geen van de apostelen boven de andere apostelen had geplaatst of zou plaatsen (Mat. 23: 8-12).
Geroepen zoals Aäron
De twaalf apostelen droegen dit ambt niet krachtens een innerlijke roeping (omdat zij bijvoorbeeld een stem in hun ziel hadden horen spreken die sprak: ‘Wees Mijn apostel’) of omdat zij door een vergadering van gelovigen tot apostel waren uitgeroepen, of door een vergadering van kerkelijke ambtsdragers.
Een echte apostel van Jezus Christus, Die de grote Apostel en Hogepriester onzer belijdenis is (Heb. 3: 1), is dus niet hij die zijn roeping ontleent aan één of andere kerkelijke bedienaar, noch aan het besluit van een groep van kerkelijke bedienaren of van een groep van ambteloze gelovigen, maar hij die gezonden is zoals ook Christus door Zijn Vader is gezonden.
De apostelen werden – in algemene zin gesproken – als leidslieden over de kudde van de Heer gesteld. Jezus Christus is en blijft de overste Leidsman en Voleinder van het geloof (Heb. 12: 2).
In de tijd van het Nieuwe Verbond is Christus de grote en enige Hogepriester; Hij is daartoe door God de Vader gegeven en gezonden. De oud-testamentische hogepriesters, van wie Aäron de eerste was, waren typen van de ware en eeuwige Hogepriester Jezus Christus. Hij was, als God geopenbaard in het vlees, op aarde gekomen om de wet en de profeten te vervullen.
Aäron was niet door een ‘innerlijke’ roeping tot het hogepriesterlijk ambt geroepen.
God had aan Zijn profeet Mozes het bevel gegeven dat zijn broer Aäron daartoe door hem gewijd moest worden (Exo. 28: 1). Dat was Gods voorschrift en ordening.
Daarom staat in Hebreeën 5: 4 en 5, dat niemand zelf die eer aanneemt, maar die door God geroepen wordt zoals Aäron.
Zo heeft ook Christus Zichzelf niet verheerlijkt om Hogepriester te worden, maar Die tot Hem gesproken heeft: ‘Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd’ (Psa. 2: 7).
Meer dan 12 apostelen
Nadat de Heer naar de hemel was gevaren werd Matthias aan de elf apostelen toegevoegd. Hij werd door het lot aangewezen (Han. 1: 15-26) omdat de Heilige Geest nog niet was uitgestort.
Op het Joodse Pinksterfeest waarop de uitstorting van de Heilige Geest plaatsvond, waren dus weer twaalf apostelen aanwezig. Door de uitstorting van de Heilige Geest kwam de gave van profetie tot openbaring. Door deze gave wil God voortaan mannen aanwijzen, die Hem in een ambt zullen dienen. Zo zijn Barnabas en Paulus in de gemeente te Antiochië tot apostel geroepen en uitgezonden (Han. 13: 1-4; 14: 14).
In de gemeente waren enige profeten die gedreven door de Heilige Geest spraken en Gods wil aangaande Barnabas en Paulus openbaarden. Wij constateren hierbij dat behalve de twaalf apostelen die Jezus Christus op aarde uitkoos, nog drie andere mannen als apostel werden uitgezonden. Tevens noemt de Heilige Schrift de apostelen Andronicus en Junias (Rom. 16: 7), de apostel Apollos (1 Kor. 4: 6-9) en de apostel Jacobus, de broeder van de Heer (Gal. 1: 19). In het begin van de Kerk hebben dus meer dan twaalf mannen het apostelambt bekleed.
Ook het argument dat alleen mannen, die met Jezus Christus vóór en nà Zijn op- standing hebben omgegaan apostel kunnen zijn, is niet steekhoudend. Paulus is niet met de Heer omgegaan op aarde; hij was zelfs zijn tegenstander (Han. 9: 1-9; 1 Kor. 15: 9).
Apostel Paulus heeft rechtstreeks door openbaring het evangelie ontvangen.
De apostelen, die wel met de Zoon van God vóór en ná Zijn opstanding verkeerd hadden, hebben mondeling aan de mensen doorgegeven wat zij gezien en gehoord hadden.
Dit geschiedde mondeling, omdat nog niets van de woorden en daden van de Heere Jezus schriftelijk was vastgelegd en de Kerk nog groeiende was. Daarom zei Christus tot de twaalf: ‘En gij zult ook getuigen, want gij zijt van het begin met Mij geweest’ (Joh. 15: 27).
Ook Matthias kon als oog- en oorgetuige van de Heere Jezus optreden. Dat de Heer in het begin apostelen zond die Zijn oog- en oorgetuigen waren, houdt niet in dat Hij in latere tijden geen apostelen meer zou zenden.
Gaven van de Heilige Geest
De Kerk in de beginperiode werd door op aarde levende apostelen bestuurd. Daartoe hadden zij het licht en de kracht van de Heilige Geest nodig en dit licht en deze kracht heeft de Heer van de Kerk hen gegeven. Naar de belofte van de Heere Jezus (Joh. 15: 26) zouden de apostelen niet alléén getuigen van Christus door prediking van het Evangelie, maar ook door de Heilige Geest – de Trooster – Die zou meegetuigen. Daardoor zou de Kerk een TWEEVOUDIG getuigenis hebben. Hoe getuigde de Heilige Geest in de Kerk? Het antwoord hierop moet zijn:
‘Door de gave van profetie’.
God had door Zijn profeet Joël beloofd dat Hij Zijn Geest zou uitgieten ‘over alle vlees’ (Joë. 2: 28). Dit heeft plaatsgevonden op het Pinksterfeest te Jeruzalem (Han. 2: 16, 17). Voorts zien we dat in Handelingen 2 de woorden van de Heer uit Johannes 15: 26 en 27 in vervulling gaan. Dit getuigen van de Heilige Geest vond plaats door hen aan wie de gave van profetie en van vreemde talen was gegeven.
De Heilige Geest beweegt de lichamen van profeterende personen. Dit is te oordelen naar wat Handelingen 2: 13 meldt, namelijk: ‘En anderen, spottende, zeiden: Zij zijn vol zoete wijn’. Zie ook Jeremia 23: 9.
Apostel Petrus heeft deze spotters gewezen op wat God door de profeet Joël had gesproken over het uitgieten van Zijn Geest in de laatste dagen (Joë. 2: 28, 29).
Deze laatste dagen zijn de dagen van het Nieuwe Verbond, waarvan Jezus Christus de Middelaar is.
Volgens de belofte van God, uitgesproken door de profeet Joël, zou de Heilige Geest op alle vlees worden uitgestort; dat wil zeggen niet alleen op aan Christus gehoorzame Joden, maar ook op aan Christus gehoorzame heidenen. De eerste heidenen, op wie de Heilige Geest werd uitgestort, waren Cornelius en de zijnen (Han. 10). Cornelius was een Romeins hoofdman over honderd. Door de leiding van de Heilige Geest verkondigde apostel Petrus aan Cornelius en de zijnen, godvruchtig en heilbegerig als zij waren, de woorden en daden van de Levensvorst. Zijn toehoorders luisterden met geopende oren en harten. Terwijl Petrus nog aan het spreken was, daalde de Heilige Geest op deze gelovige heidenen, waardoor zij spraken in vreemde talen waarin God werd groot gemaakt (Han. 10: 44 en 46).
De verzegeling
In Handelingen 19: 1-7 lezen wij dat apostel Paulus te Éfeze kwam. Hij raakte in gesprek met enige discipelen van Johannes de Doper, door wie zij eertijds gedoopt waren (doop der bekering). Deze discipelen van Johannes geloofden het Evangelie, dat zij door de prediking van Paulus vernamen. Daarna werden zij gedoopt met de doop, die Christus na Zijn opstanding heeft ingesteld (de doop met water in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest). Vervolgens ontvingen deze gelovigen de doop met vuur en de Heilige Geest (Mat. 3: 11). Dit geschiedde door apostel Paulus die hen de handen oplegde. Inderdaad kwam de Heilige Geest op hen, met gevolg dat zij spraken in vreemde talen en profeteerden. Van apostel Petrus lezen wij niet, dat hij aan Cornelius en de zijnen de handen oplegde. Zonder handoplegging van apostel Petrus werd de Heilige Geest op de genoemde gelovige heidenen uitgestort. Dat God zonder handoplegging van apostel Petrus Zijn Geest op deze heidenen deed neerdalen, heeft zijn bijzondere reden. Dit geeft Handelingen 10: 45 aan. Daar lezen wij dat de gelovigen die uit de besnijdenis waren, ten hoogste verbaasd waren dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd (Han. 15: 1-32). Petrus en degenen die hem vergezelden meenden dat het Evangelie alleen voor de Joden was bestemd en niet voor de heidenen (Han. 10: 9-16). Omdat deze heidenen de Heilige Geest ontvingen zei Petrus: ‘Kan ook iemand het water weren dat zij niet gedoopt zouden worden, die de Heilige Geest ontvangen hebben zoals wij?’
Handelingen 8 vermeldt dat door de prediking van Filippus een aantal Samaritanen het Evangelie van Jezus Christus aannamen. Deze Filippus was één van de zeven genoemd in Handelingen 6: 5. Later zien wij hem als evangelist, zoals blijkt uit Handelingen 21: 8. Hij heeft het Evangelie aan de betreffende Samaritanen gepredikt. Op grond van hun geloof werden zij door Filippus gedoopt. Werd deze waterdoop nu voldoende geacht?
Nee, want wij lezen in Handelingen 8: 14-17, dat de apostelen Petrus en Johannes speciaal naar Samaria werden gezonden met het doel om aan de gelovig geworden en gedoopte Samaritanen door gebed en handoplegging de Heilige Geest uit te delen. Hadden deze gelovige Samaritanen dan niet door de waterdoop de Heilige Geest ontvangen?
Het antwoord luidt: nee, want Handelingen 8: 16 zegt duidelijk: ‘Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleen gedoopt in de Naam van de Heere Jezus’. Hieruit blijkt dat alleen door de apostelen de Heilige Geest wordt uitgedeeld. Is de Heilige Geest dan niet in de waterdoop werkzaam? Zeker wel. Want degene die gedoopt wordt met water, wordt wedergeboren uit water en Geest (Joh. 3: 3-7).
De Heilige Geest heeft echter verschillende werkingen. Bij de doop met water is de werking van de Heilige Geest anders dan bij de doop met de Heilige Geest. De Geest Gods was ook ten tijde van het Oude Verbond werkzaam. Dat blijkt duidelijk bij de profeten. Deze Godsmannen profeteerden door Gods Geest. Johannes de Doper was de laatste oudtestamentische profeet. Van de geboorte af was hij met de Heilige Geest vervuld. Hij was echter niet met de Heilige Geest gedoopt. Toen profeet Johannes als wegbereider van Christus in het openbaar in Israël optrad, wees hij op Jezus en zei: ‘Die zal u met de Heilige Geest en met vuur dopen’. (Mat. 3: 11).
Nadat Jezus Christus naar de hemel was teruggekeerd en als Overwinnaar van dood en graf plaats had genomen ter rechterhand van de troon Gods (Hebr. 12: 2), werd de Heilige Geest op het Pinksterfeest uitgestort. God gaf aan Zijn Kerk de gaven van de Heilige Geest (1 Kor. 12 en 14).
De Kerk van Christus heeft apostelen nodig om de Kerk te leiden en om de leden van het lichaam van Christus door gebed en handoplegging te dopen met de Heilige Geest.
Apostel Paulus begint zijn brief aan de Galaten met de woorden: ‘Paulus, een apostel, geroepen niet vanwege mensen noch door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader die Hem uit de doden opgewekt heeft’.
Het ontvangen van de Heilige Geest wordt in de Heilige Schrift ook ‘verzegeling’ genoemd. Dat staat ondermeer in Éfeze 1: 13. Wanneer men de brieven van apostel Paulus en die van zijn medeapostelen leest, moet men steeds bedenken dat deze brieven geschreven waren aan gelovigen die niet alleen tot kinderen Gods gedoopt waren, maar die bovendien door handoplegging van een apostel verzegeld waren.
Door de vuurdoop of verzegeling ontvangt men het geestelijk eerstgeboorterecht, alsmede een bruiloftskleed (Mat. 22: 11). Het bruiloftskleed, dat rein bewaard is, zal eenmaal toegang tot het hemelse bruiloftsfeest geven (Opb. 19: 7-9).
De ambtsdragers
Volgens Éfeze 2: 20 moet de Kerk gebouwd zijn op het fundament van apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is. Door deze ambtsdragers bezit de Kerk het apostolisch profetisch getuigenis. De Kerk in de beginperiode bezat dit fundament van op aarde levende apostelen en profeten.
De uiterste Hoeksteen is en blijft door alle eeuwen heen Jezus Christus. Deze stierf eenmaal voor de zonden van alle mensen de kruisdood. Op de derde dag stond Hij op uit de dood. Op de veertigste dag na Zijn opstanding ging de Heer met Zijn opstandingslichaam naar de hemel. Tien dagen later werd de Heilige Geest uitgestort. Vanuit de hemel bestuurt Hij Zijn Kerk op aarde. In de hemel bereidt Hij plaats voor de Zijnen. Door de gave van profetie wijst Hij Zelf in de Kerk de mannen aan die Hem als apostel, profeet, evangelist of als herder en leraar zullen dienen. Daarom kunnen deze ambtsdragers met recht zeggen dat zij door God geroepen zijn zoals Aäron (Hebr. 5: 4). Daarom schrijft apostel Paulus: ‘En Dezelfde (dat is Christus) heeft gegeven sommigen tot apostelen en sommigen tot profeten en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars; tot volmaking der heiligen; tot het werk der bediening; tot opbouwing van het lichaam van Christus’ (Éfeze 4: 11, 12). De genoemde dienaren zijn nodig om priesterlijke handelingen te verrichten, zoals: het voorgaan in de eredienst; het in Gods Naam vergeven van beleden zonden; het bedienen van het Woord Gods, de Bijbel; het bedienen van het Heilig Avondmaal; het bedienen van de Heilige Waterdoop; de zalving tot genezing van ziekten. In de wetten en ordeningen die de Koning der Kerk Zelf eenmaal heeft gegeven voor Zijn Koninkrijk, mag niemand verandering brengen (Deu. 12: 32 en Openb. 22: 19). Slechts ten aanzien van degene die deze wetten handhaaft, geldt het woord van Christus: ‘Wie u hoort, hoort Mij’ (Luk. 10: 16).
De leer
Het voorafgaande is nodig om de lezer duidelijk te maken, welke de leer van de Hersteld Apostolische Zendingkerk is (Han. 2: 42). Het woord ‘zending’ in ‘Zendingkerk’ wil uitdrukken dat deze Kerk door God ‘gezonden’ is en door Hem in het midden van de verdeelde Christenheid is gesteld. De voorgangers van genoemde Kerk hebben zich niet in hun ambt bekwaamd door universitaire studie, maar door verlichting van de Heilige Geest. De meesten van de twaalf waren oorspronkelijk visser van beroep. Doch de Heere Jezus zei tot deze vissers: ‘Ik zal u vissers der mensen maken’ (zie Mat. 4: 19). De Koning der Kerk roept uit de gemeente mannen in Zijn dienst tot apostel, profeet, evangelist of herder en leraar.
Apostel Paulus was een ontwikkeld man. Hij was onderwezen in de farizeese leer door de wetgeleerde Gamaliël. Deze leer gaf hem echter niet het ware inzicht in de Raad Gods en deed hem zelfs vijandig staan tegenover de Heere Jezus en zijn volgelingen. Toen Paulus ná (dus niet dóór) zijn bekering apostel was geworden, schreef hij: ‘Onze bekwaamheid is uit God’ (2 Kor. 3: 5, 6).
De welsprekende en wetenschappelijk gevormde Jood Apollos was nederig en waarheidlievend genoeg om zich door een paar eenvoudige mensen (Aquila en Priscilla) te laten onderwijzen in de leer van Christus. Daarna bestreed hij in het openbaar de Joden en bewees uit de Schriften dat Jezus van Nazareth de Christus is (Han. 18: 24-28).
Ook Paulus verkondigde direct na zijn bekering, dat Jezus de Christus is. Doch later werden Paulus en Apollos door het Hoofd der Kerk tot apostel geroepen, zodat zij van toen af als Zijn gevolmachtigden in de Kerk en daarbuiten optraden.
De Bijbel is het Woord van God, dat het richtsnoer moet zijn van handel en wandel, van leer en prediking. Zij die Gods Woord verkondigen moeten met de Geest Gods, Die in alle waarheid leidt, vervuld zijn.
Zij moeten nauwkeurig en biddend Schrift met Schrift vergelijken. Uitspraken van kerkvaders, pausen en concilies, van Luther, Calvijn, Zwingli, Melanchton en anderen, die niet in overeenstemming zijn met Gods Woord, moeten terzijde gelegd worden. Door inderdaad nauwkeurig Schrift met Schrift te vergelijking en door onbevooroordeeld de Heilige Schrift te onderzoeken blijven wij in het goede spoor.
De eredienst
Elke zondag worden er twee erediensten gehouden volgens een vaste liturgie. In de morgendienst wordt met de aanwezige gemeenteleden Heilig Avondmaal gevierd, nadat een predikatie is gehouden. Voor de predikatie zendt de gemeente haar zondenbelijdenis op tot God, waarna de dienstdoende priester in Gods driemaal heilige Naam de vrijspraak van de oprecht beleden zonden uitspreekt. Voor de zondenbelijdenis wordt een formuliergebed gebruikt, waaraan het ‘Onze Vader’ is toegevoegd. Andere formuliergebeden heeft de Hersteld Apostolische Zendingkerk niet. De avonddienst is een eredienst van Woord en gebed.
De toekomst
De Heere Jezus heeft de belofte gegeven te zullen wederkomen (Joh. 14: 3; Han. 1: 11). Het doel van de terugkomst van de Heer is de Zijnen te brengen in Zijn heerlijkheid. Aangezien de Heere Jezus nog niet wedergekomen is, zijn de Zijnen die gestorven zijn nog niet in Zijn heerlijkheid. Op basis van de Bijbel kunnen wij niet geloven, dat de mens bij zijn dood direct naar de hemel of naar de hel gaat (zie Joh. 3: 13). Alle mensen die gestorven zijn, zijn in de hades (dodenrijk), waar de Heere Jezus na Zijn kruisdood het paradijs heeft geopend. In dit paradijs zijn de geesten van de gestorven mensen die Christus toebehoren.
Aan de wederkomst van Christus zal de opstanding uit de doden voorafgaan. Deze is de eerste opstanding (Opb. 20: 4 – 6). De opstanding der doden is de tweede of algemene opstanding. Tot die tijd blijven de gestorvenen in de hades of het dodenrijk.
Wanneer de verzegelde kinderen Gods – levenden en ontslapenen – verheerlijkt zullen zijn door de wederkomst van de Heer (1Thes. 4: 13 – 17; Éfe. 1: 13, 14), dan zal de antichrist zich in volle kracht op aarde openbaren. Om aan genoemde antichristelijke heerschappij een einde te maken zal Christus met Zijn verheerlijkte bruid en gasten (Opb. 20: 6) uit de hemel nederdalen. Dan gaat Openbaring 20: 2 en 3 in vervulling, de satan gebonden, en vangt op aarde het duizendjarig Vrederijk aan.
Ten slotte
Mensen staan aan misvattingen bloot. Daarom hebben zij steeds te waken, te bidden en de Bijbel en zichzelf te onderzoeken. Zij, die deel willen gaan uitmaken van de Hersteld Apostolische Zendingkerk worden daarom tevoren in de hoofdzaken van de leer der Heilige Schriften onderwezen. Wanneer de leerlingen door het genoten onderwijs de overtuiging hebben, dat de leer van de Hersteld Apostolische Zendingkerk volkomen in overeenstemming is met de Heilige Schrift en zij verklaren bereid te zijn overeenkomstig deze leer te handelen en te wandelen, dan kunnen zij door middel van handoplegging van de dienaar die het apostelambt draagt de Heilige Verzegeling ontvangen.
Maranatha, Jezus komt
Wilt u meer weten over onze kerk? Lees meer over onze leer of neem contact met ons op.